In de gemeente Beverwijk deed zich de situatie voor dat er op een perceel één woning stond met daarachter twee bijgebouwen. Voor één van de bijgebouwen is in het verleden een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een garage/berging. Het andere bijgebouw is zonder vergunning gerealiseerd. Vervolgens zijn in de bijgebouwen in totaal vier woningen gerealiseerd door de eigenaar. Het college van gemeente Beverwijk (hierna: college) heeft aan een eigenaar daarom een last onder dwangsom opgelegd.
Naar aanleiding van het handhavingsbesluit heeft de eigenaar besloten een omgevingsvergunning aan te vragen om drie woningen in één van de bijgebouwen tijdelijk te legaliseren. Het andere bijgebouw zou worden gesloopt.
Het college heeft deze vergunning niet verleend, omdat het plan ruimtelijke niet aanvaardbaar zou zijn. Het college ging dan ook uit van de situatie dat het niet zou gaan om tijdelijke bewoning van het bijgebouw, omdat de bewoners wellicht door huurbescherming langer zouden blijven in het bijgebouw. Ook zou het gebruik in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Met de beoogde ontwikkeling zou namelijk een onwenselijke ‘wonen achter wonen’-situatie ontstaan, waardoor de te realiseren woningen worden ingeklemd door andere woningen in de omgeving. Dit zou de privacy van de omwonenden niet ten goede komen en daarnaast ook alleen maar zorgen voor geluidsoverlast. De rechter volgde in beroep dan ook de visie van het college dat de vergunning kon worden geweigerd.
De eigenaar was het niet eens met de beslissing van rechtbank en stelde daarom hoger beroep in. De eigenaar vond namelijk dat ook voor een permanente behoefte een tijdelijke omgevingsvergunning kon worden verleend als de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Daarnaast stelde hij dat er ook mogelijkheden zijn voor het aangaan van tijdelijke huurovereenkomsten. Verder is de eigenaar van mening dat geen strijd met een goede ruimtelijke ordening bestaat. Zo doen zich in veel steden al de situatie voor dat woningen worden ingeklemd. Ook is er vanuit de woningen in de bijgebouwen geen zicht op de omliggende woningen. Dit betekent dat niet gesproken kan worden van een onwenselijk ‘wonen achter wonen’-situatie.
In hoger beroep oordeelde de Afdeling dat er geen reden is om aan te nemen dat de activiteit niet als tijdelijk kan worden aangemerkt. Echter, dit is geen reden om het besluit inhoudende de weigering van de omgevingsvergunning, te vernietigen. Er moet namelijk nog altijd gekeken worden naar het criteria ‘’goede ruimtelijke ordening’’ en zolang de aanvraag hier niet aan voldoet, dient de omgevingsvergunning alsnog geweigerd te worden. In dit geval sluit de Afdeling aan bij de redenering van het college en stelt zij ook dat er sprake zal zijn van een onwenselijke ‘wonen achter wonen’-situatie. Daarbij is de ingesloten locatie niet goed zichtbaar vanaf de openbare weg en niet goed bereikbaar voor de brandweer. De sociale veiligheid en brandveiligheid kunnen daarom niet worden geborgd.
Dit gezegd, is het dus altijd goed om in ogenshouw te nemen dat bijgebouwen niet zomaar mogen worden bewoond. Check daarom altijd eerst het bestemmingsplan en neem bij twijfel contact op met de desbetreffende gemeente. Bel of mail mij gerust om te sparren. Team Vastgoed denkt graag met u mee!
Lees ook mijn voorgaande blogs, zoals bijvoorbeeld:
Scootmobielen in gemeenschappelijke verkeersruimten; een gevaar of niet?
Feiten en omstandigheden in het handhavingsrecht
Handhavend optreden of toch niet?