Scootmobielen in gemeenschappelijke verkeersruimten; een gevaar of niet?

In steeds meer flat- en woongebouwen worden speciale voorzieningen aangebracht in en om het huis om zo de bewoners steeds meer comfort te bieden. Één van die voorzieningen is het creëren van een ruimte voor scootmobielen, ook wel stallings-/oplaadplaatsen. Toch zijn deze stallingsplaatsen vaak niet geliefd bij de gemeente, omdat de woongebouwen zich vaak niet hiervoor lenen. Dit heeft dan ook te maken met de toename van scootmobielen de afgelopen tijd, waardoor steeds vaker de brandveiligheid in het geding is.

Dit is dus ook recentelijk het geval geweest bij een verzorgingshuis. De gemeente heeft namelijk twee keer een inspectie brandveiligheid uitgevoerd op locatie. Daarbij is geconstateerd dat scootmobielen van de bewoners geregeld op bepaalde plekken in verkeersruimten worden gestald op een plek waar ook een vluchtroute voert. De gemeente heeft de instelling hierop meermaals aangesproken en heeft geconstateerd dat er geen verandering is gekomen in het aantal scootmobielen dat gestald wordt in die verkeersruimten. De gemeente is van mening dat de vuurlast van deze scootmobielen en de daarbij behorende rookontwikkeling bij brand kan zorgen voor situaties waarin vluchtroutes niet meer bruikbaar zijn. Daardoor kunnen slachtoffers vallen.

De zorginstelling is van mening dat een duidelijk wettelijk kader voor het plaatsen van scootmobielen in verkeersruimten waardoor een vluchtroute voert, ontbreekt en dat ook in de indertijd afgegeven gebruiksvergunning geen voorwaarden zijn opgenomen. De gemeente heeft daarop besloten de zorginstelling aan te schrijven met het voornemen een last onder dwangsom op te leggen bij het blijven voortbestaan van deze situatie. Als maximale grenswaarde voor het stallen van scootmobielen in een verkeersruimte waardoor een vluchtroute voert in een gezondheidszorgfunctie, hanteert de gemeente de grenswaarden voor het stallen van scootmobielen zoals beschreven in de handreiking ‘Brandveilig gebruik van vluchtroutes’ uit 2020 van Nieman R.I. Daarin is bepaald dat in een dergelijke situatie geen scootmobielen geplaatst mogen worden in verkeersruimten waardoor een vluchtroute voert, met een volume van minder dan 500 m3. De zorginstelling is het hier niet mee eens en is de mening toegedaan dat deze handreiking geen wettelijk kader kan bieden voor handhaving.

In dit kader is de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften (ATGB) gevraagd om een advies te geven. Naar het oordeel van de ATGB mag een niet-wettelijk aangestuurde handreiking, zoals in dit geval de handreiking ‘Brandveilig gebruik van vluchtroutes’ uit 2020 van Nieman R.I, als leidraad worden gebruikt bij de motivering door het bevoegd gezag dat niet wordt voldaan aan het Bouwbesluit 2012. Het is wel zo dat slechts het verwijzen ernaar onvoldoende motivering is om handhavend te mogen optreden. Het bevoegd gezag dient aannemelijk te maken waarom de in deze handreiking aangegeven uitgangspunten in dit specifieke geval passend zijn voor het trekken van de conclusie dat niet wordt voldaan aan het Bouwbesluit 2012. Deze motivering van de gemeente ontbrak nu net in deze casus.

Het handhavingsrecht is dus niet altijd uitgekristalliseerd zo blijkt uit deze casus. Er kan zich dus een situatie voordoen waar simpelweg geen wet- of regelgeving voor is. Dan komt het dus neer op een eigen invulling van (juridische) argumenten, zoals met een advies of rapport. Daarbij kan een goede motivering niet ontbreken.