Handhavend optreden of toch niet?

De term ‘handhaving’ komt vaak voor in de juridische wereld. Kort gezegd, houdt dit in dat overheidsorganisaties (zoals de gemeente, provincie en waterschap) controleren of burgers en bedrijven zich aan de regels houden en eventueel ingrijpen bij overtredingen hiervan door middel van het opleggen van een last onder dwangsom danwel last onder bestuursdwang. Het opleggen van zo’n sanctie is echter een bevoegdheid en geen verplichting. Het bestuursorgaan beschikt namelijk over beleidsvrijheid en neemt na een zorgvuldige belangenafweging zelf de beslissing om al dan niet handhavend op te treden. Toch blijkt uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Raad van State) dat deze beleidsvrijheid in enige mate beperkt is. Dit blijkt uit de volgende rechtsregel van de Raad van State:

“gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Daarnaast kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.”

Kortom, het bestuursorgaan zal haar keuze goed moeten onderbouwen en alle belangen tegenover elkaar afwegen. Zo blijkt ook uit de recente uitspraak van de Raad van State van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1058.

Feiten

In de stad Lochem wordt op het perceel aan de Klein Dochterense Schooldijk 4 een bed and breakfast gerealiseerd waar de mogelijk bestaat voor gasten om in een zogenoemde ‘bubble’ te verblijven alsmede gebruik te maken van de saunaton. Op enig moment is door de buurman een verzoek bij de gemeente ingediend om handhavend op te treden tegen deze ‘bubble’ met bijbehorende saunaton. Het college wees dit verzoek af vanwege het feit dat er inmiddels een ontwerpbestemmingsplan ter inzage lag voor dit perceel. Nu was het alleen zo dat de ‘bubble’ en saunaton per vergissing buiten het bouwvlak van dat ontwerpbestemmingsplan lagen. Daarom heeft het college verzocht aan de raad om het bestemmingsplan te repareren, zodat zowel de ‘bubble’ als saunaton alsnog binnen het bouwvlak zou komen te vallen. Op dezelfde dag besluit het college om alsnog te handhaven en legt de eigenaar van de bed and breakfast een last onder dwangsom op.

Oordeel Raad van State

De rechtbank oordeelde in het voordeel van de eigenaar van de bed en breakfast en heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank legde hieraan ten grondslag dat met het verzoek van het college tot herstel van het bestemmingsplan, geconcludeerd mag worden dat het college bereid was om de situatie te legaliseren. Nu er concreet zicht was op legalisatie, zou het college ten onrechte hebben besloten om tot handhaving over te gaan.

Vervolgens is de zaak bij de Raad van State gekomen. De Raad van State oordeelde net als de rechtbank dat het college ten onrechte tot handhavend optreden is overgegaan, maar legt hieraan een andere motivering ten grondslag. De Raad van State was namelijk van mening dat er geen zicht was op legalisatie, omdat het voorstel niet afkomstig is van de raad maar van het college. Dat hield echter niet in dat tegen de overtreding moest worden opgetreden. De Raad van State neemt hierbij de bijzondere omstandigheid van dit concrete geval in aanmerking dat het college op dezelfde dag zowel heeft besloten tot handhaving over te gaan, als aan de raad heeft voorgesteld het bestemmingsplan aan te passen met als reden dat er een onbedoelde fout zat in het bestemmingsplan met betrekking tot het bouwvlak. Daarbij is ook van belang dat het college heeft opgemerkt dat destijds met de bestemmingsplanprocedure was beoogd om de werkelijke situatie van de bubble planologisch juist mogelijk te maken. Dat het college heeft besloten om toch over te gaan tot handhaving, is naar het oordeel van de Raad van State zodanig onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat het college daarvan in deze concrete situatie had moeten afzien.

Conclusie

Er is omtrent het onderwerp handhaving vaste rechtspraak te zien. Toch komt het wel eens voor dat eens in de zoveel tijd in de rechtspraak van de Raad van State een verschuiving of aanvulling plaatsvindt van de rechtsregel. Zo dus ook het geval in deze uitspraak van 13 april 2022. Als het college de gemeenteraad voorstelt om een bestemmingsplan te wijzigen in de lijn met eerdere bedoelingen om zo een overtreding te legaliseren, dan staat het niet vrij om tegen diezelfde overtreding handhavend op te treden. Dit is dan ook meer dan begrijpelijk, omdat het college anders van twee kanten haar voordeel zou halen.

Meer weten? Neem gerust contact op met Sarah el Yaacoubi of een van haar collega’s van team Vastgoed!