Blog Margot van Camp: Gaat wetgeving de franchisenemer een betere positie geven?

Wel vaker – en dan met name bij de grote(re) franchiseformules – kom ik de afspraak tegen dat de franchisenemer door ondertekening van de franchiseovereenkomst gebonden is aan de afspraken die worden gemaakt tussen franchisegever en de vereniging van franchisenemers. Maar wat nu als een individuele franchisenemer het niet eens is met de gemaakte afspraken? Wat is dan zijn positie?

Het voorgaande speelde ook een rol in de kwestie tussen Albert Heijn (AH) en haar franchisenemers. De franchisenemers van AH stelden zich onder andere op het standpunt dat bepaalde afspraken die tussen AH en de Vereniging van Albert Heijn Franchisenemers (VAHFR) waren gemaakt geen rechtsgevolg hadden voor de individuele franchisenemers. De rechter wijst dit standpunt van de hand, nu sprake is van een contractuele basis c.q. bevoegdheid van de VAHFR om bindende afspraken te maken tussen AH en haar individuele franchisenemers. Deze bevoegdheid is, in tegenstelling tot hetgeen de franchisenemers beweren, niet contractueel ingeperkt. Dit geeft de VAHFR een bijna grenzeloze bevoegdheid om afspraken met AH te maken, terwijl de consequenties voor de individuele franchisenemers niet altijd even goed te overzien zijn. Toch neemt de rechter daar een zeer duidelijk standpunt in: afspraak is afspraak, contract is contract.

De uitspraak in de AH-kwestie geeft aan dat sprake kan zijn van zeer nadelige (en grotendeels onvoorziene) consequenties voor individuele franchisenemers indien in de franchiseovereenkomst is vastgelegd dat het aangewezen overlegorgaan bindende afspraken voor alle franchisenemers kan maken. Franchisenemers zouden er in mijn ogen goed aan doen om op te laten nemen in welke gevallen de vereniging wél en in welke gevallen de vereniging geen bindende afspraken kan maken.

De vraag die naar aanleiding van de AH-kwestie bij mij opkwam is: zou franchisewetgeving de individuele franchisenemers van AH een betere positie hebben gegeven? Ik vraag het me af, zoals ik me overigens vaker afvraag of de franchisenemer wel zo gebaat is bij wetgeving. Indien we de Nederlandse Franchise Code als uitgangspunt voor wetgeving nemen, dan vinden we in artikel 2.6 enkele gedragsregels op het gebied van ‘communicatie en overleg’. Als primaire gedachte is vastgelegd dat het oprichten en in stand houden van een onafhankelijke franchisenemersvertegenwoordiging gewenst is, waardoor een vlotte besluitvorming tussen franchisegever en franchisenemers wordt bevorderd. Uitgangspunt daarbij is dat de afgevaardigden van de franchisenemers in de franchisenemersvertegenwoordiging over voldoende mandaat van hun collega-franchisenemers dienen te beschikken om slagvaardig besluiten te nemen die een ieder bindt. Pas wanneer sprake is van een besluit tot “een majeure wijziging van de franchiseformule en een franchisenemer zich op goede gronden tegen de voorgestelde wijziging heeft verzet, zullen franchisegever en de franchisenemer met elkaar een voor beide partijen passende regeling dienen overeen te komen.”  Met andere woorden: in ieder ander geval zal het genomen besluit gewoon bindend zijn voor de individuele franchisenemers.

We zullen moeten afwachten hoe de uiteindelijke tekst van de franchisewetgeving eruit zal komen te zien, maar op grond van de tekst van de Nederlandse Franchise Code waren de AH franchisenemers in dit geval niet beter af geweest.

 

Deze blog is te lezen op de website van INTO Franchise.