Wel of geen huur bedrijfsruimte?

Niets is wat het lijkt. Dat blijkt maar weer eens uit een recente uitspraak van het Hof Den Bosch van 12 april 2022. Waar ging dat over?

De Maaspoort exploiteert een theater in Venlo. De exploitatie van de horeca in dat theater deed De Maaspoort niet zelf, maar had zij uitbesteed aan een partij genaamd CEV. Daar was in 2011 een heel gunningstraject aan voorafgegaan. In het informatiedocument bij die gunning stond geschreven ‘Theater de Maaspoort biedt een beheersovereenkomst aan, geen huurovereenkomst’.

Wat moest CEV dan doen in dat theater? Gedurende de looptijd van de beheersovereenkomst van 1 juli 2012 tot 1 juli 2017 de horeca verzorgen in het theater voor eigen rekening en risico. CEV moest daar als volgt voor betalen aan De Maaspoort: een vast bedrag voor het mogen gebruiken van de (horeca gerelateerde) inventaris en apparatuur in het theater, een percentage van haar gerealiseerde omzet en tot slot nog een bedrag aan huisvestingskosten. Het gaat dan om een brasserie, restaurant, terras en de catering rondom de theaterzalen. De overeenkomst wordt op 1 juli 2017 met 3 jaar verlengd tot 1 juli 2020. Maar dan wil De Maaskant van CEV af. Na de opzegging van de beheersovereenkomst weigert CEV te vertrekken. Het verweer is dat er naast dat er sprake is van een huurovereenkomst, ook nog van een huurovereenkomst inzake bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Gevolg: huurbescherming!

De Maaskant ziet dat anders. Het gaat om een beheersovereenkomst, een opdracht dus, in de zin van artikel 7:400 BW. En zo’n opdracht (tussen twee professionele partijen) eindigt wel gewoon als de opdrachtgever deze opzegt.

Wie heeft gelijk? De rechtbank vindt dat er sprake is van een opdracht. Het gaat om een kort geding, CEV wordt gedwongen tot vertrek. Maar de procedure loopt door bij het Hof. Dat Hof vindt dat beide partijen gelijk hebben. Er is zowel sprake van een 290-huurovereenkomst als van een opdracht! Maar wat dan? Artikel 6:215 BW biedt uitkomst. Dat artikel gaat over ‘de gemengde overeenkomst’ zoals hier. Dan gelden de regels van beide overeenkomsten naast elkaar, tenzij dat onverenigbaar met elkaar is, zoals hier. Dan moet de rechter beoordelen welke bepalingen in het concrete geval dienen te prevaleren.

Het Hof komt na alles gewogen en bestudeerd te hebben tot de slotsom dat in deze overeenkomst ‘de horeca activiteiten zodanig centraal staan dat het huurelement ondergeschikt is’. Ook dat zinnetje uit 2011 ‘dat partijen geen huurovereenkomst sluiten maar een beheerovereenkomst’ deed er toe, naast allerlei andere documenten overigens, zoals een service Level Agreement en andere zaken uit het informatiedocument.

De Maaspoort had dus de opdracht rechtsgeldig beëindigd, geen huur dus, geen bescherming voor CEV. Is dit leerstuk daarmee duidelijker geworden voor ons? Dat niet. De Hoge Raad deed op 13 mei 2022 in een andere, maar wel vergelijkbare zaak een uitspraak, waarin het dubbeltje de andere kant op viel. Het blijft dus oppassen geblazen in het huurrecht. Never a dull moment, dat wel.

 

 

Roel Hart

Partner | Advocaat | Team Vastgoed


T +31 (0)6 2128 4856 r.hart@mend.nl