Vernietigbaarheid Algemene Voorwaarden

Het feit dat een partij algemene voorwaarden van toepassing verklaart betekent niet dat de wederpartij die voorwaarden niet kan aanvechten. Art. 6:233, aanhef en onder b, BW bepaalt dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is indien de gebruiker van de algemene voorwaarden aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Het uitgangspunt bij die ‘informatieplicht’ is dat de gebruiker de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand stelt (art. 6:234 lid 1 BW). Indien terhandstelling niet mogelijk is (bijvoorbeeld bij massacontracten zoals openbaar vervoer) dan kan ermee worden volstaan dat de gebruiker tijdig aan zijn wederpartij heeft bekendgemaakt dat de algemene voorwaarden ter inzage liggen en op verzoek zullen worden toegezonden. De algemene voorwaarden kunnen ook langs elektronische weg ter beschikking worden gesteld, op een zodanige wijze dat deze door de wederpartij kunnen worden opgeslagen en voor hem toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming.

De Hoge Raad had al in 1999 bepaald dat een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van art. 6:234 BW meebrengt dat aan de strekking van die regeling ook recht wordt gedaan, indien de wederpartij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn. Maar wat nu als die bekendmaking niet is ontstaan door toedoen van de gebruiker maar berust op een toevallige omstandigheid? De Hoge Raad heeft recent geoordeeld dat ook in dat geval de wederpartij zich niet op vernietigbaarheid van (een beding in) die voorwaarden kan beroepen. De Hoge Raad gaat uit van een concrete, inhoudelijke bekendheid met die algemene voorwaarden ongeacht hoe de kennis van de algemene voorwaarden bij de wederpartij is ontstaan.

In de betreffende casus stond vast de betreffende algemene voorwaarden niet voor of bij het sluiten van de koopovereenkomsten aan de gebruiker ter hand waren gesteld en haar ook anderszins niet een redelijke mogelijkheid was geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen zoals bedoeld in art. 6:234 lid 1 BW. De gebruiker van de algemene voorwaarden heeft echter kunnen bewijzen dat de statutair directeur van de wederpartij een cursus had gevolgd, waarin de betreffende algemene (branche)voorwaarden uitgebreid werden behandeld en die kennis wordt aan de wederpartij toegerekend.

Meer weten of vragen over dit onderwerp of andere ondernemingsgerichte kwesties? Neem gerust contact op met mij of 1 van mijn collega’s van Team Ondernemingen