Gedurende mijn loopbaan ben ik vaak betrokken geweest bij diverse kwesties waar de welstandscommissie, ook wel Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, een belangrijke rol heeft gespeeld bij omgevingsvergunningen. In deze tijd vragen mensen namelijk steeds meer een omgevingsvergunning aan voor bouwplannen. Deze bouwplannen hebben dan ook vaak gevolgen voor het uiterlijk aanzien van het gebouw. In zulke gevallen zal het bouwplan vaak bij de welstandscommissie getoetst moeten worden aan de redelijke eisen van welstand, oftewel de welstandnota. Deze welstandsnota betreft regels waaraan het uiterlijk van gebouwen in een gemeente veelal aan moet voldoen. Deze regels kunnen eisen stellen aan onder andere het soort bouwmateriaal, de kleur en de vorm. Op deze manier probeert de gemeente zorg te dragen voor een bepaalde uitstraling en specifiek uiterlijk van wijken. Hoewel men in eerste instantie zou denken dat de welstandsbeoordeling in een omgevingsvergunningstraject niet het doorslaggevende onderdeel is, vertaalt dit zich in de praktijk toch net iets anders. De laatste jaren is welstand namelijk steeds meer een belangrijke rol gaan spelen in het vergunningstraject. Dat dit niet altijd geleidelijk verloopt, spreekt dan ook voor zich. Tegenwoordig staat het welstandsadvies namelijk vaak ter discussie tussen vergunninghouder, gemeente en de omwonenden. De vraag die hierbij vaak centraal staat, is dan ook hoe ver die welstandsbeoordeling moet gaan. Een goed voorbeeld is de recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2183.
Wat speelde er in deze zaak?
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had een vergunning verleend voor het vernieuwen en verkleinen van de serre aan de achtergevel van een kantoorvilla in Den Haag. De kantoorvilla betrof een rijksmonument. De serre was geen onderdeel van het rijksmonument, maar zowel de kantoorvilla als de serre waren wel gelegen binnen een gemeentelijk beschermd stadsgezicht en behoorde volgens de welstandsnota tot de zogenoemde ‘‘eerste ordestraat’’. Het besluit is uiteindelijk gebaseerd op een advies van de welstands- en monumentencommissie, waar belanghebbenden (onder andere) tegen in bezwaar komen. Een belanghebbende stelde, voor zover het ziet op het welstandsadvies, dat dit niet ter grondslag had mogen worden gelegd aan het besluit, omdat volgens hen ten onrechte is getoetst aan het Algemeen toetsingskader van de welstandsnota en niet aan de criteria die gelden voor bouwwerken die liggen in een beschermd stadsgezicht en aan een eerste ordestraat. In eerste aanleg oordeelde de rechter, voor wat betreft het welstandsadvies, dat deze wel aan de besluitvorming ten grondslag mocht worden gelegd. Vervolgens zijn belanghebbenden in hoger beroep gegaan. De Afdeling heeft in die zaak geconstateerd dat het besluit, voor wat betreft welstand, niet juist is genomen en heeft daarom een tussenuitspraak gedaan, waarin zij het college van Den Haag opdraagt dit gebrek betreffende het welstandsadvies te herstellen. Deze mogelijkheid voor het college om het gebrek te herstellen, wordt in juridische termen ook wel bestuurlijke lus genoemd.
Hoe oordeelt de Afdeling?
In deze zaak draaide het er vervolgens (na de tussenuitspraak) om of het college het gebrek in het besluit wel of niet had hersteld. De Afdeling is van mening van niet. De Afdeling is van mening dat niet de juiste toetsingskaders uit de welstandsnota zijn gebruikt. Zo zou onder meer bij de beoordeling van het plan door de welstandscommissie niet gebruik zijn gemaakt van de toetsingskader voor eerste ordestraten en zou de welstandscommissie hebben nagelaten het bouwplan te toetsen in relatie tot de bebouwing in de omgeving. Daarnaast zou de welstandscommissie onvoldoende hebben stilgestaan bij de uitvoering en kwaliteit van het bouwplan, waaronder de kleurstelling.
Nu het college het gebrek in het welstandsadvies niet alsnog had hersteld, heeft de Afdeling het besluit tot het verlenen van de vergunning vernietigd.
Tot slot
Uit deze uitspraak blijkt maar weer dat een welstandsadvies erg ingewikkeld kan zijn en niet altijd duidelijk is tot hoever de beoordeling van de welstandscommissie moet gaan. Deze uitspraak laat in ieder geval zien dat de juiste criteria uit de welstandsnota moeten worden gebruikt. Wees daarom alert bij (een beoordeling van) een welstandstoets, vaar niet blind op het advies en neem bij twijfel of nader advies contact met me op!
Lees hier de volledige uitspraak van de Afdeling van 29 september jl.