Beursbengel juli/augustus: WAM EN SUBROGATIE

Door Rob Meelker

De vraag of een aansprakelijkheidsverzekeraar subrogeert is een twistpunt in de juridische literatuur. Een ‘gewone’ schadeverzekering, zoals de brandverzekering of de cascoverzekering verleent dekking voor schade aan de eigendom van de verzekerde. Een rechtsbijstandverzekering of een ziektekostenverzekering biedt dekking voor kosten van de eigen verzekerde. Voor het bedrag dat de verzekeraar aan zijn verzekerde uitkeert, subrogeert hij in diens rechten. Artikel 7: 962 BW bepaalt dit. Tevens is in dit artikel bepaald dat voor het geval de verzekeraar onverplicht aan zijn verzekerde uitkeert, hij ook subrogeert in diens rechten. Kenmerkend voor de gewone schadeverzekering is dus dat wordt uitgekeerd aan de eigen verzekerde en niet aan een derde.

Een aansprakelijkheidsverzekering dekt het vermogen van de verzekerde. In de voorwaarden van de aansprakelijkheidsverzekering is veelal bedongen dat de betaling van de schade plaatsvindt aan de benadeelde, een derde die geen partij is bij de verzekeringsovereenkomst. In het niet zo grijze verleden werd de schade-uitkering wel aan de eigen verzekerde gedaan, die dan het geld, al dan niet aangevuld met een eigen bijdrage (eigen risico), moest doorbetalen aan de benadeelde. Dat gebeurde echter niet altijd. De meeste verzekeraars hebben daarom in hun voorwaarden bedongen dat zij benadeelden rechtstreeks schadeloos mogen stellen. In die situatie vindt dus geen schade-uitkering plaats aan de eigen verzekerde, maar aan een derde, aan de benadeelde.

Bij de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen is de bepaling in de verzekeringsvoorwaarden om rechtstreeks aan de benadeelde te betalen overbodig, omdat art. 6 van de W(et) A(aansprakelijkheidsverzekering) M(otorrijtuigen) aan de benadeelde het recht toekent dat hij de verzekeraar rechtstreeks kan aanspreken tot vergoeding van zijn schade.

Die laatste situatie, een uitkering uit hoofde van de WAM deed zich voor in het nu te bespreken arrest, waarin zich ook de vraag naar subrogatie voordeed. Het betreft een internationale zaak, dus let goed op de plaatsen en nationaliteiten.

De feiten waren als volgt: Zürich is de aansprakelijkheidsverzekeraar van een Oostenrijkse transportonderneming Poll Nussbaumer Transportgesellschaft. Deze transportonderneming heeft van de firma LAG op 16 maart 2006 vier opleggers gekocht en geleverd gekregen. De algemene voorwaarden van LAG zijn van toepassing op de koopovereenkomst tussen Poll en LAG. LAG heeft in haar algemene voorwaarden bedongen dat voor alle geschillen tussen partijen alleen de rechtbanken van het arrondissement Tongeren (België) bevoegd zijn.

Met één van de door LAG geleverde opleggers is op 10 oktober 2008 bij het lossen te Amsterdam schade toegebracht aan eigendommen van Cargill. Cargill heeft Zürich rechtstreeks aangesproken tot vergoeding van haar schade. Zürich heeft Cargill schadeloos gesteld en zoekt verhaal op LAG voor de Nederlandse rechter. LAG heeft op grond van het beding in haar algemene voorwaarden de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter ingeroepen. De rechtbank heeft zichzelf daarom onbevoegd verklaard.

In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof overwoog daarbij dat Zürich aan de uitoefening van het eigen recht van art. 6 WAM door Cargill niet het door haar bepleite verhaalsrecht kan ontlenen. Zürich had gesteld dat zij op grond van art. 6:12 lid 1 BW gesubrogeerd is in de rechten van Cargill op Poll en LAG. Zürich was dus van mening dat naast Poll ook LAG aansprakelijk was. Nu Zürich de schade van Cargill volledig had voldaan, was dat meer dan waartoe haar verzekerde Poll in de onderlinge verhouding ten opzichte van LAG gehouden was. Het hof oordeelde dat de Nederlandse rechter hierover niet kan oordelen, nu de Belgische rechter bevoegd is.

Als tweede standpunt had Zürich aangevoerd dat zij door de uitkering is gesubrogeerd in de vorderingen tot schadevergoeding die haar verzekerde Poll op derden heeft. Het hof ging daar wel op in, maar concludeerde ook hier dat de Belgische rechter moet oordelen op grond van de koopovereenkomst tussen LAG en Poll . Tussen die partijen is overeengekomen dat Belgisch recht van toepassing is en dat de rechter te België bevoegd is.

In cassatie klaagde Zürich allereerst over de beslissing dat de Belgische rechter bevoegd is. De Hoge Raad stelt voorop dat op de vordering van Cargill op Zürich ingevolge art. 3 HVO (Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg) Nederlands recht van toepassing is. In cassatie staat vast dat Nederlands recht van toepassing is op de vraag of Zürich gesubrogeerd is in de rechten van Cargill jegens LAG. Ik laat de verdere beschrijving van de standpunten van Zürich in cassatie omwille van de ruimte in deze rubriek buiten beschouwing. Rechtsoverweging 4.3.3. van de Hoge Raad is hier van belang en laat zich niet goed samenvatten, daarom geef ik deze integraal weer:

Art. 6 WAM kent bij wijze van beschermingsmaatregel aan de benadeelde een bijzondere rechtspositie toe. Het in deze bepaling geregelde eigen recht van de benadeelde jegens de WAM-verzekeraar heeft de strekking de benadeelde te begunstigen, maar heeft niet mede de strekking de verhouding van de verzekeraar tot de verzekerde of tot derden te beïnvloeden. Hiermee strookt het om WAM-verzekeraars ten opzichte van derden eenzelfde positie toe te kennen als die van schadeverzekeraars in het algemeen. Dit brengt mee dat de rechtstreeks door de benadeelde aangesproken verzekeraar niet door de werking van subrogatie in een betere positie tegenover derde behoort te komen dan de verzekerde.

Daarom moet worden aangenomen dat een WAM-verzekeraar, ook indien hij rechtstreeks door de benadeelde is aangesproken, niet de schade van de benadeelde vergoedt, maar de schade die de verzekerde in zijn vermogen lijdt door zijn aansprakelijkheid jegens de benadeelde.

Voor zover het betreft schade waarvoor zowel de verzekerde als een derde jegens de benadeelde aansprakelijk is – waarop het standpunt van Zürich is gebaseerd- brengt dit mee dat die verzekeraar bij wijze van subrogatie alleen treedt in de rechten van de verzekerde jegens die derde (art. 7:962 BW) en niet (tevens) door subrogatie treedt in de rechten van de benadeelde jegens die derde (art. 6:12 BW in verbinding met de art. 6:102 en 6:10 BW). (accentuering van mij, RM).

Zürich ving ook bij de Hoge Raad bot vanwege de keuze voor Belgisch recht in de koopovereenkomst.

Bijdrage Rob Meelker, Beursbengel juli-augustus 2017 HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:694