Moet u zorgen voor een behoorlijke verzekering voor een ingeschakelde ZZP’er?

Het is vaste rechtspraak dat een werkgever gehouden is om te zorgen voor een behoorlijke verzekering voor werknemers die voor werk onderweg zijn in motorvoertuigen en het risico lopen op verkeersongevallen. Deze verplichting is gebaseerd op “goed werkgeverschap”. Als de werkgever die verplichting niet nakomt en de werknemer daardoor schade lijdt, dan is de werkgever aansprakelijk. De schade van de werknemer bestaat dan uit het missen van de uitkering die de werknemer zou hebben ontvangen als er wél een behoorlijke verzekering was afgesloten.

Recentelijk stond deze verzekeringsplicht centraal in een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het ging om de vraag of de verzekeringsplicht alleen geldt voor werknemers met een arbeidsovereenkomst, of dat die verplichting ook geldt ten aanzien van niet-werknemers, zonder arbeidsovereenkomst, zoals een ZZP’er?

Casus

In deze casus betrof het een ZZP’er met een voegersbedrijf. Zijn ouders hadden ook een voegersbedrijf. De ZZP’er overkomt in een bedrijfsauto een eenzijdig ongeval. Hij loopt ernstig letsel op. Volgens de ZZP’er was de bedrijfsauto van het bedrijf van zijn ouders. Voor de bedrijfsauto is een ongevallen inzittenden verzekering afgesloten. Onder die polis is een bedrag uitgekeerd aan de ZZP’er. De arbeidsongeschiktheidsverzekeraar van de ZZP’er heeft ongeveer € 400.000,– uitgekeerd.

De ZZP’er stelt dat zijn schade niet volledig is vergoed met de uitgekeerde bedragen. Daarom stelt hij het bedrijf van zijn ouders aansprakelijk. Hij verwijt het bedrijf dat zij hebben nagelaten een deugdelijke verzekering af te sluiten voor de inzittenden van de bedrijfsauto. Van belang is dan om te weten dat een ongevallen inzittenden verzekering één vast bedrag uitkeert, ongeacht wat de concrete schade is. Er had volgens de ZZP’er een schadeverzekering inzittenden moeten worden afgesloten. Die verzekering keert de werkelijke schade uit na een ongeval.

De ZZP’er begint een procedure tegen (de verzekeraar van) het bedrijf van zijn ouders. Volgens de ZZP’er is hij weliswaar werkzaam als zelfstandige, maar door gebruikmaking van de bedrijfsauto verkeert hij in een vergelijkbare positie als een werknemer van het bedrijf van zijn ouders. Immers, door te rijden in die bedrijfsauto is hij voor de behoorlijkheid van de verzekering afhankelijk van de verzekering die dat bedrijf heeft afgesloten.

Oordeel Gerechtshof

Volgens het Gerechtshof is alleen sprake van een vergelijkbare positie met een werknemer als er op zijn minst ook sprake is van een gezagsverhouding. Daarvan is niet gebleken. Daarom kan niet worden gezegd dat de ZZP’er op gelijke voet stond met de werknemers. Het enkele feit dat ook de werknemers van het bedrijf van zijn ouders de bedrijfsauto gebruikten, maakt het voorgaande niet anders. Om die reden is het niet afsluiten van een schadeverzekering inzittenden voor de bedrijfsauto niet in strijd met de ten opzichte van de ZZP’er in acht te nemen redelijkheid en billijkheid.

Deze uitspraak is dus ongunstig voor de betreffende ZZP’er. Interessant is wel dat het Gerechtshof niet uitgesloten acht dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid in verhouding tussen een opdrachtgever en een ZZP’er kan meebrengen dat op de opdrachtgever een verzekeringsplicht rust die vergelijkbaar is met de verzekeringsplicht die hij naar zijn werknemers heeft. Een van de bijzondere omstandigheden die het Gerechtshof in dat kader van wezenlijk belang acht, is dat de ZPP’er zich in een vergelijkbare positie moet bevinden als een werknemer die werkzaam is in het bedrijf van de opdrachtgever. Een belangrijke omstandigheid hierbij is het al dan niet bestaan van een gezagsverhouding.

Wilt u weten welke aansprakelijkheidsrisico’s u als ondernemer loopt, of bent u verwikkeld in een aansprakelijkheid- of verzekeringskwestie, neem dan contact op met het team Verzekeringen & Aansprakelijkheid.