September 2017
Door: Maaike Hilhorst, advocaat arbeidsrecht
Op 12 mei 2017 is bij het Ministerie van Financiën een Wob-verzoek binnengekomen om openbaarmaking van beleid over de gevolgen van de implementatiefase van de Wet deregulering arbeidsrelaties (Wet DBA) voor de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Naar aanleiding van het Wob-verzoek heeft het Ministerie van Financiën twee documenten openbaar gemaakt. Hieruit blijkt dat indien geen sprake is van een zelfstandige (de zogenoemde zzp’er) de inkomsten gedurende de implementatiefase worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
Op 1 mei 2016 is de implementatiefase van de Wet DBA gestart. De Wet DBA zal gedurende deze fase – behoudens voor evident kwaadwillenden – niet worden gehandhaafd. Deze fase duurt in ieder geval tot 1 juli 2018.
De vraag rijst wat de gevolgen zijn van de implementatiefase van de Wet DBA voor de Wet IB 2001. De Wet DBA gaat om de vraag of er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking. Dit is relevant voor de Wet IB 2001, omdat de inkomstenbelasting afhankelijk is van de vorm van inkomen. Er kan sprake zijn van loon uit dienstbetrekking (werknemer), winst uit onderneming (zelfstandige) of resultaat uit overige werkzaamheden (overige).
Bij de Belastingdienst kan het vermoeden ontstaan dat er geen sprake is van een zelfstandige. In dat geval dient te worden onderzocht waarvan wel sprake is, bijvoorbeeld van een dienstbetrekking. Uit de documenten die zijn openbaar gemaakt blijkt dat de Belastingdienst niet tot een dergelijk onderzoek overgaat. De Belastingdienst hanteert gedurende de implementatiefase (eveneens) een terughoudend handhavingsbeleid.
Indien geen sprake is van een zelfstandige kunnen de inkomsten niet als winst uit onderneming worden gekwalificeerd. Door het terughoudende handhavingsbeleid wordt vervolgens niet onderzocht of er sprake is van een dienstbetrekking. De inkomsten worden daarom niet aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Dit is anders als sprake is van evident kwaadwillenden of indien duidelijk sprake is van een dienstbetrekking. In dat geval zal het inkomen wel worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking en loonheffing worden nageheven.
Hoe worden de inkomsten dan wel gekwalificeerd als geen sprake is van een zelfstandige? Uit de documenten die openbaar zijn gemaakt blijkt dat deze inkomsten gedurende de implementatiefase worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Gevolg is dat ondernemersfaciliteiten worden gecorrigeerd, maar kostenaftrek behouden blijft.
Gedurende de implementatiefase moet je je als opdrachtgever blijven inspannen om te beoordelen of opdrachtnemer kan worden aangemerkt als zelfstandige. Is geen sprake van een zelfstandige dan worden de inkomsten aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Indien evident sprake is van een dienstbetrekking of kwaadwillenden kan je worden geconfronteerd met naheffing van loonbelasting. Het advies blijft om de afspraken met een zelfstandige te laten beoordelen, deze vast te leggen (bijvoorbeeld middels onze goedgekeurde Modelovereenkomst) en te monitoren of de werkzaamheden conform deze afspraken worden verricht.
Heeft u vragen over de Wet DBA? Neem dan contact op met Maaike Hilhorst via m.hilhorst@mend.nl of 06 – 57 02 55 82.