Decharge is vaak aan de orde bij ontslag van bestuurders en bij vaststelling van de jaarrekening. Decharge betekent dat aan een bestuurder ontheffing of kwijting wordt verleend van aansprakelijkheid voor de gevolgen van zijn taakuitoefening, namelijk het door hem of haar gevoerde bestuur/beleid.
Uit boek 2 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat een statutair bestuurder gehouden is tot een behoorlijke uitoefening van zijn taak. Die taak betreft ‘het besturen van de vennootschap’, waarbij iedere bestuurder zich dient te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Als een bestuurder zijn of haar taak onbehoorlijk vervult en als aan die bestuurder ter zake een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is de bestuurder tegenover de vennootschap als uitgangspunt aansprakelijk voor de veroorzaakte schade. Dat uitgangspunt geldt niet, of slechts in beperkte mate, wanneer de betreffende bestuurder voldoende maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling te voorkomen.
In geval van een meerhoofdig bestuur geldt de regel van collectief bestuur. Dat houdt in dat de bestuurders gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het bestuur en beleid van de vennootschap. Iedere bestuurder is op grond van dit principe ook verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken binnen de vennootschap en voor alle taken die niet op grond van de wet of de statuten aan één of meer andere bestuurders zijn toebedeeld. Afgezien van de algemene gang van zaken, is het dus mogelijk om specifieke taken en bevoegdheden toe te delen aan individuele bestuurders.
Het bestuur en individuele bestuurders dienen verantwoording af te leggen over het gevoerde bestuur/beleid (en dus over de uitoefening van hun taak). Volgend op die verantwoording kan de algemene vergadering aan individuele bestuurders ‘decharge’, kwijting, verlenen voor het gevoerde bestuur en beleid. De algemene vergadering kan decharge verlenen bij besluit of bij overeenkomst.
De vennootschap is als uitgangspunt gebonden aan een besluit van de algemene vergadering tot het verlenen van decharge, tenzij dat besluit wordt aangetast (zie hierna). Door dat besluit doet de vennootschap afstand van haar rechten om zich te verhalen op een bestuurder voor schade die door de bestuurder bij zijn taakuitoefening aan de vennootschap is toegebracht.
Statutair bestuurders hebben aldus belang bij het krijgen van zo volledig mogelijke decharge. Voor de vennootschap geldt in feite het tegenovergestelde, zeker wanneer onduidelijkheid bestaat over de gevolgen van door een individuele bestuurder verrichtte bestuurshandelingen. Belangrijk is te beseffen dat een bestuurder geen recht heeft op decharge en hij of zij decharge dus ook niet van de vennootschap (of de algemene vergadering) kan afdwingen. De algemene vergadering heeft de vrijheid om te besluiten om met betrekking tot bepaalde bestuurshandelingen juist geen decharge te verlenen. Het verdient aanbeveling om van decharge uitgesloten bestuurshandelingen goed te documenteren.
In het verleden bepaalden statuten nogal eens dat vaststelling van de jaarrekening door de algemene vergadering tevens tot decharge van de bestuurders strekte. Inmiddels bepaalt de wet expliciet het tegenovergestelde, namelijk dat vaststelling van de jaarrekening niet strekt tot decharge of kwijting van de bestuurders. Om die reden wordt het onderwerp van decharge over het algemeen afzonderlijk geagendeerd. Dit kan anders zijn indien alle aandeelhouders tevens bestuurder van de vennootschap zijn. In dat geval geldt ondertekening van de jaarrekening door alle bestuurders tevens als vaststelling en strekt de vaststelling ook tot verlening van decharge aan de bestuurders.
Een door de algemene vergadering verleende decharge werkt enkel ‘intern’. Dat betekent dat het alleen kwijting betreft voor aansprakelijkheid van de betreffende bestuurder jegens de vennootschap. Aansprakelijkheid van die bestuurder tegenover derden wordt door verleende decharge niet geraakt. ‘Derden’ zijn bijv. klanten of leveranciers van de vennootschap, werknemers, maar ook individuele aandeelhouders.
De vraag kan gesteld worden of alle handelingen die een bestuurder heeft verricht vallen onder een verleende decharge. Het betreft dan in feite de vraag naar de reikwijdte van een verleende decharge. In de rechtspraak is in dit verband onder meer uitgemaakt dat een bestuurder zich niet op aan hem verleende decharge kan beroepen, indien de onderliggende handelingen niet uit de jaarstukken (kunnen) blijken en de bestuurder de handelingen heeft verzwegen, terwijl de aandeelhouders geen enkele reden hadden daarop verdacht te zijn. Ten aanzien van decharge in het kader van de vaststelling van de jaarrekening volgt verder uit vaste jurisprudentie dat dergelijke decharge enkel ziet op gegevens die uit de jaarrekening blijken of zijn af te leiden of die in het kader van de verantwoording aan de algemene vergadering zijn bekengemaakt voorafgaand aan de vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening.
Een besluit tot verlening van decharge kan onder omstandigheden worden vernietigd. Dat is onder meer het geval als het besluit in strijd wordt geacht met de redelijkheid en billijkheid (bijv. als de algemene vergadering bewust zou zijn misleid of als een meerderheidsaandeelhouder het dechargebesluit heeft doorgedrukt ten koste van een minderheidsaandeelhouder) of wanneer wanbeleid is vastgesteld. In een dergelijk geval vervalt de eerder verleende decharge en kan de vennootschap de bestuurder alsnog aansprakelijk houden voor de negatieve gevolgen van zijn (onbehoorlijk) taakvervulling.
Aangezien bij verlening van decharge tegengestelde belangen spelen, zien wij nogal eens dat het onderwerp tot discussie aanleiding geeft.
Vragen over decharge? Bel of mail gerust, wij denken graag met u mee!
Omdat wij goed zijn in ons vak, kunnen we u helpen om uit te blinken in úw business. Wij hebben hart voor ondernemers en we geloven in duurzame partnerships. Daarbij denken we liever in oplossingen dan in belemmeringen. En we blijven altijd nieuwsgierig.