Als ondernemer sluit u regelmatig overeenkomsten met bepalingen over opzegging. Misschien bent u ook bepalingen over ontbinding tegengekomen. Beide hebben betrekking op de beëindiging van een overeenkomst, maar zijn wezenlijk verschillende concepten met eigen voorwaarden en gevolgen. Toch worden ze in de praktijk vaak door elkaar gehaald, vooral in Engelstalige contracten waarin Nederlandse termen niet consequent worden vertaald. Het is dus belangrijk om stil te staan bij deze twee begrippen en waarom deze goed van elkaar moeten worden onderscheiden bij het aangaan van overeenkomsten.
Opzegging is een manier om een overeenkomst te beëindigen die voor veel contracten niet wettelijk is geregeld. Dit betekent dat partijen zelf de voorwaarden en gevolgen kunnen bepalen. Niettemin heeft de Hoge Raad zich hier meermaals over uitgesproken, waarbij hij onderscheid heeft gemaakt tussen overeenkomsten voor onbepaalde tijd en overeenkomsten voor bepaalde tijd. Overeenkomsten voor onbepaalde tijd kunnen doorgaans worden opgezegd (met een opzegtermijn), tenzij anders overeengekomen. Overeenkomsten voor bepaalde tijd eindigen van rechtswege en hoeven – als uitgangspunt – niet apart te worden opgezegd. Wel kan soms een tussentijdse opzegmogelijkheid worden afgesproken. Sommige overeenkomsten combineren deze vormen, zoals een contract voor bepaalde tijd dat overgaat in een onbepaalde tijd-variant na verloop van tijd. Zie hierover ook onze blogpost Opzegging van ‘onbenoemde duurovereenkomsten’.
In zakelijke (Business-to-Business of B2B)-contracten geldt in principe wat is overeengekomen. De rechter grijpt alleen in als de gevolgen van een opzeggingsbepaling onaanvaardbaar zijn volgens de redelijkheid en billijkheid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er geen of een onredelijk korte opzegtermijn is overeengekomen of in acht genomen.
Ontbinding is daarentegen wél wettelijk verankerd en kan worden ingeroepen bij een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, tenzij die tekortkoming van geringe betekenis is. Voordat ontbinding kan plaatsvinden, moet de wederpartij in veel gevallen eerst een redelijke termijn krijgen om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen (een zgn. ingebrekestelling).
Bij ontbinding vervallen de contractuele verplichtingen van beide partijen. Daarbij geldt als uitgangspunt ook een verplichting om reeds verrichte prestaties, voor zover mogelijk, ongedaan te maken. Als ongedaan-making niet mogelijk is, kan het zijn dat een partij gehouden is compensatie te bieden (schadevergoeding). Let op: in B2B-contracten kan het recht op ontbinding worden beperkt of uitgesloten.
Het grote verschil tussen opzegging en ontbinding is dus dat bij opzegging geen tekortkoming vereist is en er geen verplichting tot ongedaanmaking van eerdere prestaties bestaat. Bij ontbinding daarentegen is dient wél sprake te zijn van een tekortkoming en moeten (indien mogelijk) prestaties worden teruggedraaid. Dit verschil is cruciaal en bij het opstellen van contracten dient met de verschillende gevolgen rekening gehouden te worden. In Engelstalige contracten is dit extra belangrijk, omdat termen als terminate (hier vertaald als ‘beëindigen’) of rescind (hier vertaald als ontbinden) vaak door elkaar worden gebruikt bij beëindiging. Daarbij geldt dat zonder nadere duiding terminate naar Nederlands recht zowel kan verwijzen naar ontbinden als naar opzeggen.
Deze verwarring kwam naar voren in een zaak die op 24 oktober 2023 werd behandeld door het Gerechtshof Amsterdam. Het ging om een Engelstalige ‘duurovereenkomst’ met een looptijd van twee jaar, waarbij als hoofdregel dus geen tussentijdse opzegging mogelijk is. In het contract stond dat termination mogelijk was bij een breach, met een onderscheid tussen een ‘normale’ breach, waarbij beëindiging pas mogelijk was na een ingebrekestelling en hersteltermijn, en een material breach, waarbij de overeenkomst onmiddellijk kon worden beëindigd. Een contractspartij beriep zich op deze clausule vanwege openstaande facturen en beëindigde de overeenkomst met onmiddellijke ingang. De wederpartij stelde echter dat dit feitelijk een opzegging was, welke in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, omdat zij niet de kans had gekregen om de facturen alsnog te voldoen.
Het Hof oordeelde dat hier sprake was van ontbinding. De systematiek van de termination-clausule sloot namelijk nauw aan bij de wettelijke regeling van ontbinding: directe beëindiging kon alleen bij een material breach, terwijl beëindiging bij een andere breach pas mogelijk was na een hersteltermijn. Omdat dit in lijn was met de wettelijke regeling van ontbinding, concludeerde het Hof dat partijen bij termination feitelijk ontbinding voor ogen hadden. Oftewel: als het kwaakt, loopt en zwemt als een eend, dan is het waarschijnlijk een eend, aldus de redenering van het Hof.
Hoewel op de redenering van het Hof nog een en ander valt af te dingen -zo blijkt ook uit de noot van mr. Vrijhoef bij het arrest- is duidelijk dat Engelse terminologie in contracten voor kan verwarring zorgen, met alle juridische gevolgen van dien. Daarom is het verstandig om expliciet te verduidelijken welke beëindigingsgrond wordt bedoeld. Dit kan door in contracten het woord ‘opzegging’ of ‘ontbinding’ in haakjes toe te voegen of te verwijzen naar de wettelijke regeling van ontbinding (artikel 6:265 e.v. Burgerlijk Wetboek). Toch blijft er een risico dat een rechter een opzegging als ontbinding beschouwt als deze te veel aansluit bij de wettelijke systematiek van ontbinding. Kortom: een helder contract voorkomt juridische hoofdbrekens, want voorkomen is nog altijd beter dan genezen.
Vragen over contractbeëindiging of andere kwesties omtrent uw onderneming? Bel of mail gerust. Wij denken graag met u mee!
Omdat wij goed zijn in ons vak, kunnen we u helpen om uit te blinken in úw business. Wij hebben hart voor ondernemers en we geloven in duurzame partnerships. Daarbij denken we liever in oplossingen dan in belemmeringen. En we blijven altijd nieuwsgierig.