Sinds augustus 2022 mogen werkgevers alleen nog een studiekostenbeding afspreken met werknemers als het gaat om een opleiding die niet op grond van toepasselijk unierecht, toepasselijk nationaal recht, een collectieve arbeidsovereenkomst, of een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan verplicht is. Dit is terug te vinden in artikel 7:611a van het Burgerlijk Wetboek.
We zijn nu twee jaar verder, en uit de rechtspraak blijkt dat deze regel minder duidelijk is dan gedacht. In deze blog bespreek ik een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, die duidelijk maakt hoe rechters omgaan met dit vraagstuk. De zaak gaat om een pedagogisch medewerker die een opleiding volgde in het kader van haar werk. Ondanks de veronderstelling dat deze opleiding onder de verplichte scholing viel, oordeelde de rechter anders. Dit roept de vraag op: wanneer is een opleiding écht verplicht, en wanneer kan een werkgever een studiekostenbeding afdwingen?
In de uitspraak staan de volgende feiten centraal:
Hoewel het beroep van pedagogisch medewerker niet expliciet vermeld staat op de bijlage bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen, valt het volgens de kantonrechter wel onder de uitzondering van artikel 7:611a BW. De bijlage is niet limitatief bedoeld, wat betekent dat de uitzondering ook kan gelden voor beroepen die niet op de lijst staan.
Ook laat deze uitspraak zien dat het van belang is dat het studiekosten beding transparant en duidelijk is. Werknemers moeten goed geïnformeerd worden over de gevolgen van het studiekostenbeding. In deze uitspraak had werkgever alles netjes vastgelegd.
Lees ook mijn voorgaande blogs;
De ‘Volkskrant uitspraak’
Omdat wij goed zijn in ons vak, kunnen we u helpen om uit te blinken in úw business. Wij hebben hart voor ondernemers en we geloven in duurzame partnerships. Daarbij denken we liever in oplossingen dan in belemmeringen. En we blijven altijd nieuwsgierig.