door Willem Timmers
Inleiding
In dit nieuwsbericht ga ik gedeeltelijk in op een recente uitspraak van het Hof van Justitie EU (zaak C-57/15 d.d. 28 juli 2016). In rechtszaken die gaan over intellectuele eigendomsrechten (“IE”) kan de verliezende partij worden veroordeeld in de ‘volledige’ proceskosten. Het gaat dan bijvoorbeeld om zaken over auteursrecht, merkenrecht, modellenrecht en octrooirecht. Dit vloeit voort uit de zogeheten handhavingsrichtlijn van de Europese Unie. Deze ‘volledige’ proceskostenveroordeling geldt in principe dus voor alle EU-lidstaten voor wat betreft IE-zaken. Nu is het niet zo dat men met succes alle proceskosten kan vorderen. Slechts de redelijke en evenredige kosten komen in aanmerking voor zover deze rechtstreeks en nauw verboden zijn met de procedure. Het hiervoor aangehaalde arrest bevestigt dit. Deze proceskostenveroordelingen zijn vaak fors. Daarmee verschillen IE-zaken duidelijk van ‘gewone’ rechtszaken waarin de winnende partij het doorgaans moet doen met slechts een (zeer) beperkte toewijzing van de gemaakte proceskosten.
HvJ EU
In voornoemd arrest van Hof van Justitie kwam de ‘volledige’ proceskostenveroordeling ter sprake. Eenvoudig gezegd kwam het er in deze zaak onder andere op neer dat wanneer een lidstaat – in dit geval België – proceskosten maximeert (door middel van landelijke richtlijnen), dit strijdig is met de Handhavingsrichtlijn wanneer de kostenveroordeling niet redelijk en evenredig is. Het Hof van Justitie merkt daarbij op dat de proceskostenveroordeling afschrikwekkend moet zijn. Een veroordeling in slechts een gemaximeerd (klein) gedeelte van de proceskosten doet daar vanzelfsprekend afbreuk aan.
Gevolgen voor de praktijk
In Nederland worden zogeheten indicatietarieven gebruikt in IE-zaken. Daarbij speelt mede een rol of de zaak (relatief) eenvoudig of ingewikkeld is. Deze indicatietarieven zijn – zoals de naam al doet vermoeden – niet gemaximeerd zodat de zojuist aangehaalde uitspraak op dat punt niet van invloed zal zijn. Ook de Fransen, Duitsers en Engelsen zullen op dit punt geen verandering ervaren door dit arrest. Daargelaten dat wanneer de Brexit voltooid is, de Handhavingsrichtlijn voor het Verenigd Koninkrijk – vooralsnog – irrelevant zal zijn. Wel is dit arrest nuttig nu daarin het afschrikwekkende karakter wordt bevestigd.
In België gelden daarentegen wel maximale tarieven, zodat het steeds van de feiten zal afhangen of deze maximering strijdig is met de Handhavingsrichtlijn.
Unified Patent Court
Vermeldenswaardig is overigens dat artikel 69 van de zogeheten Agreement on a Unified Patent Court in strijd kan zijn met de Handhavingsrichtlijn. Daarin worden kosten toegekend “up to a ceiling”. In deze maximering zit net als in België het geval is het risico besloten dat de kostenveroordeling niet redelijk en evenredig is.
Slaafse nabootsing
Opgemerkt zij tevens dat er soms gepoogd wordt om ook de ‘volledige’ proceskostenveroordeling te vorderen in zogeheten slaafse nabootsingsprocedures. Dat zijn rechtszaken, waarbij er ondanks het ontbreken van een IE-recht, toch wordt geoordeeld dat het letterlijk overnemen van de vormgeving van het product van de concurrent onder omstandigheden onrechtmatig is. Slaafse nabootsing is echter geen IE-leerstuk, zodat de Handhavingsrichtlijn daarop niet van toepassing is.
Concluderend
De proceskosten in IE-zaken zijn vaak fors en worden daarom vaak gebruikt als pressiemiddel. Het aangehaalde arrest van het HvJ EU bevestigt mede de afschrikwekkende insteek van de proceskostenveroordeling. Staat u op het punt om IE-rechten in te roepen of wordt u daarmee geconfronteerd. Neem dan vooral contact met ons op, zodat u weet hoe de vlag er daadwerkelijk bij hangt en wat u kunt doen.
[vfb id=4]