Op 23 oktober 2018 is de Wet bescherming bedrijfsgeheimen (hierna: WBB) in werking getreden en er wordt door ondernemers steeds vaker een beroep op gedaan. Deze wet beoogt bedrijfsgeheimen beter te beschermen. De bedrijfsgeheimhouder moet, om de bescherming van de wet in te kunnen roepen, wel aan de slag. Van een ‘bedrijfsgeheim’ is immers niet zomaar sprake. Daarvoor moet voldaan worden aan drietal cumulatieve vereisten. Deze licht ik hierna toe.
Geheime informatie
Om te beginnen moet er sprake zijn van ‘geheime informatie’ die niet algemeen bekend is of vrij toegankelijk is. Daarnaast moet deze informatie enig handelswaarde bezitten: er moet een meetbare waarde aan gekoppeld zijn. Tot slot moet deze informatie beschermd worden door de houder: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechtmatig over een bedrijfsgeheim beschikt. De houder moet daartoe voldoende maatregelen nemen.
Redelijke maatregelen
In de praktijk blijkt dat problemen vooral ontstaan ten aanzien van de te nemen maatregelen. De wet specificeert niet welke maatregelen ‘redelijk’ zijn. Uit de rechtspraak blijkt dat vorderingen met betrekking tot de WBB vaker worden afgewezen omdat de bedrijfsgeheimhouder heeft nagelaten ‘voor de hand liggende’ maatregelen te treffen, zoals het nalaten van een geheimhoudingsbeding (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBNHO:2021:2186).
Om achteraf een beroep te kunnen doen op de bescherming van bedrijfsgeheimen, moet er dus proactief gehandeld worden. De ondernemer dient zich er van te vergewissen of er sprake is van een bedrijfsgeheim en moet passende maatregelen nemen om dit te beschermen. Bij bedrijfsgeheimen kan gedacht worden aan: knowhow, marktstrategie (o.a. franchise), bedrijfsinformatie, technologische informatie, recepten, softwaretoegang, ondernemingsplannen en andere, concurrentievoordeel verschaffende procedures. Let dus wel: zelfs alledaagse handelingen kunnen bedrijfsgeheimen zijn, als er sprake is van ‘geheime informatie’ met een ‘handelswaarde’, zelfs als de ondernemer zich op dat moment daar niet van bewust is.
Voorbeelden ‘redelijke’ maatregelen
Redelijke maatregelen ter bescherming van bedrijfsgeheimen hoeven niet aanzienlijk te zijn. Het is wel van belang na te lopen óf er sprake zou kunnen zijn van informatie die bij het openbaar worden daarvan tot verlies zou kunnen leiden. Per ‘soort’ informatie kan dan worden vastgesteld op welke wijze deze beschermd kan worden en kan er een afweging worden gemaakt tussen de verwachte kosten van bescherming en de verwachte schade bij het uitlekken. Bij redelijke maatregelen kan o.a. gedacht worden aan:
- Geheimhoudingsbedingen in contracten (met zakenpartners, maar ook in arbeidsovereenkomsten);
- Opstellen lijst van gevoelige informatie en het (deels) afschermen ervan;
- Beperken van (interne en externe) toegang tot gevoelige informatie en het registreren van toegang;
- Het bewaken van het bedrijfsterrein of de betrokken installatie en/of
- Beveiliging van IT-systemen.
Het verkrijgen van een bedrijfsgeheim is onrechtmatig wanneer het:
- zonder de toestemming van de houder is verkregen (bijvoorbeeld door middel van computervredebreuk, bedrijfsspionage of kopiëren van documenten), of
- het bedrijfsgeheim onrechtmatig wordt gebruikt of openbaar wordt gemaakt (bijvoorbeeld door het schenden van een geheimhoudingsplicht).
Ook anderen dan de schenders van de bedrijfsgeheimen kunnen worden aangesproken: wanneer zij wisten of redelijkerwijs hadden moeten weten dat het bedrijfsgeheim op niet rechtmatige wijze is verkregen. Zo kan een importeur die pas ná het in handel brengen van goederen bekend raakt met het feit dat sprake is van een product dat is gemaakt met onrechtmatig verkregen geheime bedrijfsinformatie, vooralsnog worden verplicht tot het staken van de import van die producten.
Proactief vooruitdenken
Kortom, het is voor de ondernemer van belang zich de vraag te stellen of hij beschikt over ‘geheime informatie’ en deze zoveel mogelijk te beschermen. De WBB vergt dan ook een andere benadering vergeleken met een actie uit onrechtmatige daad: meer proactief en vooruit denkend, minder afwachtend t.o.v. een mogelijke inbreuk. Het is andersom ook goed om na te gaan hoe nieuwe informatie wordt verkregen, alvorens deze te gebruiken. Bij het verliezen van een zaak in het kader van de WBB bestaat de mogelijkheid dat de in het ongelijk gestelde partij de volledige proceskosten van de ander dient te vergoeden. Daarom is het verstandig om bij twijfel over de herkomst van verkregen informatie eerst onderzoek te doen.
Natuurlijk staan de advocaten van Marree + Dijxhoorn advocaten voor u klaar om mee te denken en u te adviseren over de mogelijke stappen na een inbreuk of het nemen van redelijke maatregelen. Neem contact op met onze praktijkgroep Ondernemingsrecht. Latife Tuncer vertelt u er graag meer over.