Rob Meelker heeft een artikel geschreven dat is gepubliceerd in de Beursbengel (november ’20)

Deskundigheid van experts

Beursbengel oktober 2020, Hof Den Haag 2 juni 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:940

In geval van schade is er veelal deskundigheid nodig om die schade vast te stellen. Die deskundigheid wordt door een betrokkene verkregen door studie, opleiding en ervaring. De deskundigheid wordt onderhouden en bevorderd door verplichte nascholing en intervisie. In ons land zijn er specifieke verenigingen van deskundigen ontstaan, waarbij door de vereniging deskundigheidseisen worden gesteld – bijvoorbeeld in de vorm van opleiding, gedragsregels en/of richtlijnen- en de leden zich moeten onderwerpen aan tuchtrecht. Van een persoon die daaraan voldoet mag worden verwacht dat zij of hij daadwerkelijk deskundig is.

Het maatschappelijk belang van die aldus gecreëerde en bewaakte deskundigheid is groot. Consumenten en andere opdrachtgevers mogen verwachten dat een zich op dergelijke wijze als deskundige presenterende persoon daadwerkelijk deskundig is (verstand van zaken heeft) en zijn verlangde prijs (uurtarief/beloning) waard is. Juridisch gezien praat je dan over wat redelijk en billijk is.

Achmea had daar oog voor. Zij heeft in haar verzekeringsvoorwaarden voor consumenten bepaald dat in geval van contra-expertise, Achmea de kosten van de contra-expert betaalt, mits:
– de contra-expert geregistreerd staat bij het Nederlands Instituut van Register Experts (NIVRE),
– of bij een vergelijkbare organisatie, mits die organisatie zich houdt aan de Gedragscode schade-expertiseorganisaties van het Verbond van Verzekeraars.

Tevens had zij in deze voorwaarden opgenomen dat de kosten van de contra-expert worden vergoed tot maximaal de kosten van de expert van Achmea en dat hogere kosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien Achmea van oordeel is dat de kosten redelijk zijn.

Strijd met 7:959 lid 1 BW

Volgens de Stichting Ombudsman Schadeverzekering Nederland, verder te noemen: de Stichting, waren deze bepalingen in strijd met art. 7:959 lid 1 BW. Hierin is onder meer bepaald dat de verzekeraar de redelijke kosten tot het vaststellen van de schade moet dragen.

Over de vraag wat hier redelijk is valt verschillend te denken. De Stichting meent dat Achmea in strijd handelt met art. 7:959 lid 1 BW, aangezien een verzekeraar vergoeding alleen mag weigeren als de kosten niet redelijk zijn. De polisvoorwaarden stellen echter vooraf verdergaande eisen aan de persoon van de contra-expert. Achmea maximeert daarbij ten onrechte de kosten van de contra-expert, aldus de Stichting.

Achmea betwiste dit, waarop de Stichting haar heeft gedagvaard. De Stichting vorderde een verklaring voor recht zou dat deze bedingen onredelijk bezwarend zijn in de zin van art. 6:240 lid 1 BW.

Oordeel van het hof

Het hof oordeelde dat uit art. 7:959 lid 1 BW volgt dat de vraag of in een concreet geval de kosten van een expert voor vergoeding in aanmerking komen, en zo ja, tot welk bedrag, in alle gevallen wordt bepaald op basis van een dubbele redelijkheidstoets, naar analogie van art. 6:96 BW. Dat houdt in dat zowel het inschakelen van een expert redelijk moet zijn, als de kosten van de (contra-)expert.

Veelal zal het inschakelen van een contra-expert redelijk zijn. “Immers, tussen verzekerde en verzekeraar bestaat een belangentegenstelling: verzekeraar zal het schadebedrag uit bedrijfseconomische redenen zo laag mogelijk willen houden, terwijl verzekerde belang heeft bij een zo hoog mogelijk schadebedrag. Expertisebureaus werken dikwijls voor dezelfde verzekeraars en kunnen daarmee organisatorisch verbonden zijn. Dat alles brengt mee dat een verzekerde in het algemeen een redelijk belang heeft bij het inschakelen van een eigen expert en dat de kosten van die expert ingevolge art. 7:959 lid 1 BW voor rekening van de verzekeraar komen, mits de omvang van de kosten redelijk is.”, aldus het hof.

Inzake de vraag of een verzekeraar vooraf kwaliteitseisen mag stellen begreep het hof de gedachtegang van Achmea aldus dat kosten die zijn gemaakt door contra-experts die niet aan de (kwaliteits)eisen voldoen, geen redelijke kosten zijn in de zin van art. 7:959 lid 1 BW. Het hof is van oordeel dat het in het belang van een verzekerde is dat een ingeschakelde contra-expert aan minimum kwaliteitseisen voldoet. De in de voorwaarden gestelde eisen zouden daaraan kunnen bijdragen. “Zo is het zondermeer in het belang van een verzekerde als een expert aan permanente educatie doet. Dat geldt ook voor het bestaan van een tuchtrechtelijke procedure, waaraan en expert zich onderwerpt. Echter, het is niet uitgesloten dat een contra-expert die niet aan de door Achmea gestelde voorwaarden voldoet, toch in staat is een kwalitatief goede contra-expertise uit te voeren.”, aldus het hof.

Het hof oordeelt voorts dat de eisen die het NIVRE stelt om als expert ingeschreven en geregistreerd te kunnen worden vrij stringent zijn. Zo moet een NIVRE-Register Expert tenminste drie jaar hoofdzakelijk (70% van de werkzame tijd) als schade-expert werkzaam zijn in de branche waarvoor een inschrijving wordt gevraagd.

Consument mag eigen deskundige kiezen

Vervolgens benadrukt het hof dat een consument in beginsel de vrijheid heeft zijn eigen deskundige te kiezen, mits die persoon naar objectieve maatstaven redelijkerwijs is staat moet worden geacht een deskundig advies uit te brengen. De redelijke kosten die een dergelijke expert in rekening brengt voor het vaststellen van de schade moeten volgens het hof worden vergoed, ook als de expert niet voldoet aan de eisen die in de voorwaarden zijn gesteld. De voorwaarden zijn daarom in strijd met art. 7:959 lid 1 BW.

Achmea had aangevoerd dat zij in de voorwaarden niet ten nadele van consumenten zoals bedoeld in art. 7:963 lid 6 BW is afgeweken van 7:959 lid 1 BW. Het stellen van eisen aan een contra-expert is volgens Achmea in het belang van de consument. Het hof vond daarvan dat wanneer consumenten een expert inschakelen die voldoet aan de in de voorwaarden gestelde eisen, dat tot op zekere hoogte een waarborg vormt dat de expert ook daadwerkelijk deskundig is. Maar zekerheid geven de eisen uit de verzekeringsvoorwaarden niet. Bovendien beperken de eisen de keuzevrijheid door niet de kosten te vergoeden van een deskundige contra-expert, die niet aan de eisen van de voorwaarden voldoet.

Op het punt van het in de voorwaarden gestelde omtrent de omvang van de kosten, zag het hof geen kostenmaximering en daarmee geen strijd met art. 7:9595 lid 1 BW. Als de hogere kosten redelijk zijn zal Achmea die vergoeden.

Voor consumenten mocht Achmea deze voorwaarden niet meer hanteren van het hof.

Rob Meelker, advocaat verzekeringsrecht, (+316 5108 5769 en r.meelker@mend.nl)
19 november 2020

Dit artikel is in iets andere vorm gepubliceerd in de Beursbengel.